Rare sprongen

Pauze

Bas zag, toen hij de tent binnenkwam,
dat Jasmine druk in gesprek was
met Tiny Boltoni.
Een aantal beesten stond
"op gepaste afstand"
nieuwsgierig om hen heen.

'Het is toch níet te gelóven?!' dacht Bas.
'Het lijkt wel of iederéén
haar aandacht wil.'

Op dat moment keek Jasmine op:
ze zag hem!
Tenminste,
dat dacht hij.
Ze lachte naar hem!
Tenminste,
dat dacht hij.
Hij keek snel om zich heen
en zuchtte.
Er waren inmiddels
zoveel beesten binnengekomen
en blijven staan waar hij stond,
dat het net zo goed voor een van hen
bedoeld kon zijn.

'Ik ga maar wat te drinken halen,'
dacht ie mismoedig.


De Donkerdammertjes
hadden een tafel uitgezocht
waaraan ze gemakkelijk
met zijn allen konden zitten.
Ze keken al naar hem uit.
Vooral Nel, die genoot pas
als de hele groep compleet was.

'We hebben een plaatsje
voor je vrij gehouden,'
zei Eef, die naast Nel zat,
terwijl hij een stukje opschoof
zodat Bas ertussen kon.

'Onze eigen bosmieren
hebben een heleboel
lekkere dingen voor ons gehaald.
Wij hoefden niet in de rij te gaan staan;
mòchten het zelfs niet,' zei Nel.
'Wat henzelf betreft
vinden ze die verwennerij
maar niks, geloof ik.

Ik denk dat ze nooit geleerd hebben
hoe je je moet láten verwennen;
en dat zullen ze ook wel nooit leren,'
vervolgde ze met een knipoog.
'In ieder geval,
zo te zien zijn ze dolblij
dat ze weer wat kunnen zorgen,
regelen en rennen.'

Bas zag dat er in het midden van de tafel
dampende schalen stonden.
Nel volgde zijn blik en vroeg:
'Wat wil je hebben?
Er zijn champignonkroketjes
en bitterballen met kaas en tuinkruiden
en gevulde duiveëitjes
en...'
'Geef mij maar een glaasje prik,' zei Bas.
'Moet je niks anders, dan?' vroeg Nel geschokt.
'Het zijn zálige hapjes, man!'
'Ik heb niet zo'n trek,' zei Bas.
Nel, die dacht dat het nog van de spanning was,
drong maar niet verder aan.

'Het was anders wel spannend, hè? daarstraks,'
zei Suzie.
'En die Jasmine. Wat dapper!
Ik begrijp niet waar ze de moed vandaan haalt.
Ik dacht dat ik dood ging van angst.
Ring denkt dat het allemaal een act was.
Nou ik denk van niet.
Zag je hoe Tiny Boltoni
in gesprek was met Jasmine?
Nou, er moet wel degelijk
iets niet in de haak zijn geweest,
hij maakte zich behoorlijk dik.'
Bas knikte.

Daar ging de eerste bel.
De pauze was nu halverwege;
ze hadden dus nog een kwartier.

'Jongens zullen we gaan?' vroeg Bas,
'anders is het dadelijk weer zo'n dringen.'

'Ben je mal?!' riepen ze tegelijk.
'We hebben vaste plaatsen
dus dat zal wel meevallen,' zei Mat,
en hij nam nog een lekker kroketje.

'Ik lust ook nog wel wat,' zei Bor.

'Ik heb mijn glas nog niet eens leeg,'
riep Floor verontwaardigd.

'Ik wou nou nèt een duiveëitje proberen,' zei Roos.

'Jee, die heb ik ook nog niet gehad,' zei Suzie.

'Oké, oké,' zei Bas, 'dan wàchten we nog even.'

Nel keek hem vanonder
haar lange wimpers vorsend aan,
maar zei niets.

En toen na vijftien minuten
de tweede bel ging
hadden ze allemaal hun buikje vol.
Behalve Bas,
die had zelfs nog moeite
met dat ene glas.



De voorstelling, 2e deel

In de piste stond een
glanzend zwarte piano
op een lang en breed podium.
Wat opzij daarvoor, in het zand,
stond een grote ronde rieten mand
met een sierlijk puntdeksel.

Onder een golf van
verwachtingsvol tromgeroffel
verscheen opnieuw Dagmar Zijde.
Opgewekt en met een blijde lach
kondigde hij - hij was
echt verguld en heel blij -
de wereldberoemde goochelaar
Vladimir Toverlowsky aan.

Vladimir Toverlowsky was breed,
levendig
en een beetje excentriek.
Hij droeg een zwartfluwelen cape
- gevoerd met goudkleurig satijn -
over een artistiek goochelaarskostuum
en een mystiekpaarse hoge hoed.

En dan bedoel ik een echt hoge hoed.
Bijna zo hoog
als een tovenaarshoed.
En van dat mysterieuze paars.
Niet dat gewone donkerpaars
dat je wel eens ziet
bij zo'n nep goochelaartje.
Nee, maar dat geheimzinnige paars
dat diepe donkere, je kent dat wel.

Maar goed, met hulp van een
mooie assistente,
goochelde hij in rap tempo
het ene na het andere beest
uit zijn hoed.
Er verschenen wasbeertjes,
bevers, marters, konijntjes,
stinkdiertjes, eekhoorntjes
en allerlei vogels,
waaronder kwartels,
eenden, pauwen,
duiven - Bas dacht éven
dat hij een glimp van Willem opving -
fazanten en...
Nou ja, tientallen en tientallen
beesten kwamen eruit te voorschijn;
die allemaal
even raadselachtig weer verdwenen.
Zo zaten ze er
en zo waren ze weer weg.

Je zou het niet geloven
maar ze waren echt. Dat zag je zo.

Sommigen deden zelfs eerst nog even
een kunstje of een trucje
voor ze weer als bij toverslag verdwenen.

Het werd zo knap gedaan,
zo fabelachtig goed,
dat de goochelaar en zijn assistente
na afloop een ovationeel applaus kregen
dat enkele minuten aanhield.


Ook de volgende nummers
waren niet minder boeiend
en oogstten zeker niet
minder applaus.

En net toen het publiek zich begon af te vragen
wat die zwarte piano nou op dat podium deed 
- en die rieten mand stond daar ook maar onbemand -
verscheen Dagmar Zijde weer;
zéér opgewonden deze keer.

Hij kondigde het laatste nummer aan,
een pianist,
een wereldberoemde Amerikaan.
Wladziu, Valentino Bibe..Bibe..rat..
Bibe..wat? - hij praatte veel te snel;
struikelde over zijn eigen woorden.

'Verdorie,' dacht Bas, 'wat zègt ie nou!?'

Dagmar probeerde het nog een keer,
maar struikelde weer over de naam
van die wereldberoemde Amerikaan.
Bas verstond nu Bib..be..ra..
Nee,
Bibe..raa..tie
De laatste lettergreep klonk als
het Engelse she.
Bas had er geen idee van hoe je het schreef.
Hij maakte er in gedachten
maar "Biberatie" van, zo klonk het
in ieder geval.

Biberatie verscheen
in een oogverblindend wit pak
bezaaid met parels en glitters
en waanzinnig veel edelsteen.

'Kijk nou!' Bas zijn mond viel open van verbazing.
Daarstraks, achter de coulissen,
had ie er bere- en beresterk uitgezien.
Nou ja, dat kon ie natuurlijk óók wel zijn, dacht Bas.
Trouwens dat had ie zelf gezegd;
en hij zag er bepaald niet minnetjes uit
in dat pak.
Maar dat ie pianist was... Nee,
dat had ie nou nóóit gedacht!
Hoewel, het was natuurlijk
geen gek beroep voor een duizendpoot
en zeker niet voor een Reuzegordelduizendpoot.

De Amerikaan begroette het publiek,
praatte druk, was aardig en maakte grapjes;
maar gebaarde daarbij
nogal bedachtzaam, een beetje traag,
waardoor de ringen die zijn poten sierden
het licht van de schijnwerpers
extra lang weerkaatsten.

Hij had een sterke band met zijn moeder,
vertelde hij en hield zo veel van haar
dat hij, zo zei hij, eigenlijk alleen
- in gedachten dan -
voor haar speelde.
In ieder geval was hoe dan ook
ieder eerste nummer van zijn optreden
aan haar gewijd;
dat klonk door in zijn spel, vond hij.

De vrouwtjes onder het publiek,
vooral degenen die al moeder waren,
smolten, vonden hem om-op-te-vreten,
stelden hem zich voor als hùn zoon;
hij was zo artistiek, zo zorgzaam
en zó charmant en...
Nou ja, ze vonden hem gewoon
een opvallend persoon.

De mannetjes daarentegen - allemaal -
bekeken en beluisterden hem wat nuchterder,
sommigen vonden hem een beetje kierewiet.
Bas had zo zijn twijfels,
maar vond hem ook wel maf.
Erg lang om daarover na te denken had hij niet:
Biberatie had inmiddels
achter de piano plaatsgenomen,
zijn poten speelden met de toetsen,
werkten soepel wat toonladders af.

Bas was benieuwd wat ie nu "in gedachten"
voor zijn moeder zou spelen,
terwijl het publiek luisterde
en op zijn beringde poten keek.

Biberatie begon
met het eerste pianoconcert
van Peter, Iljitsj Tsjaikowski.

Bas wist niet wat hij hoorde!
Ineens wist ie wie het was;
en zijn naam wist ie ook!
Maar hij bleef nu toch maar
Biberatie zeggen, dat vond ie leuker.

Ja,
Dit Was Groots!
Dit Was Meesterlijk!
Èn...
Dit Was LIFE!
De kouwe rillingen liepen over zijn rug.

Tjee, hij had ook duizend poten.
Het zou ook wat voor hem zijn, dacht ie,
maar dan had ie al heel vroeg
pianoles moeten nemen.
Jammer, daar was het nu zéker
te laat voor.

Bas vroeg zich af wat Biberatie
er in de stijl van Tsjaikowski
doorheen zou spelen,
dat was bij hem de grap, wist ie,
dat moest het publiek raden!

Bas luisterde goed
en dacht al gauw iets te horen
dat niet bij Tsjaikowski paste.
Hij concentreerde zich opnieuw
en luisterde nog beter.

Ja hoor, hij hoorde het nu duidelijk.
La Mama.
De bekende Italiaanse smartlap.
Hij zag vanuit zijn ooghoeken
verschillende moeders een traantje wegpinken.
Het liet hem toch ook niet onberoerd,
moest ie toegeven;
Biberatie speelde
heel gevoelig en overtuigend,
je raakte er gewoon van in de ban.

Bas genoot!
Hij hoorde nu het plompe dreunen
van zware poten,
'maar van welk beest...,' dacht ie.
Hij wist het! Hij wist het!
Berenpoten!
En nu... lichte voetjes, van... een meisje.
Een ballerina!
Dit was een fragment uit "Petroesjka"
van Strawinski, in de jas van Tsjaikowski.

Nou, je moest wel goed luisteren
en veel van muziek afweten,
dat doet lang niet iedereen! dacht Bas.

Bijna ongemerkt verdween
Strawinski weer
en hoorde je alleen nog
het grandioze
eerste pianoconcert.
Maar al snel kwam er weer
een ander stuk naar boven,
Bas herkende het meteen,
Biberatie speelde virtuoos,
alsof het hem absoluut
geen moeite kostte.

Het was het muzieksprookje
"Peter en de Wolf" van Prokofjew
Bas merkte dat bijna iedereen
het sprookje herkende
en het raadselspel
net zo spannend vond als hij.

Het publiek liet het Biberatie
inmiddels blijken
- met geestdriftig pootgeroffel -
wanneer het een stuk herkende
en daar genoot híj dan weer van,
dat zag je duidelijk.

Maar plotseling waren daar,
een ooievaar en een lepelaar
èn een takkendief
en Hanse-panse-kevertje
en het knappe wevertje
en het paard van boer Krelis
in het land
waar haver en snoep
veel te veel is.

Het publiek lachte zich tranen
want er liepen alweer
drie bavianen,
maar deze liepen
in een land vol groene knollen;
daar zouden toch - dacht je niet -
haasjes moeten hollen.

De muziek kreeg nu een oosters tintje,
ging over op een bekend oosters lied;
Tsjaikowski kwam er niet meer aan te pas.
Iedereen zong mee, ook Bas.

 

 

 

Picture
Picture
Picture
Picture
Picture
Picture
Picture

Het lied ging over een sultan in Bagdad
die de meest gevaarlijke slangen
in zijn tuin had.

Omdat hij zijn tuin - een waar paradijs -
ook wel eens wilde betreden
zonder dat die engerds hem op de hielen gleden,
wilde hij die slangen,
die niet alleen gevaarlijk en giftig
waren, maar ook ongeduldig en driftig
en de hele dag van alles en nog wat aten
en zèlfs wilde zwijnen vraten,
veilig op laten sluiten;
maar dan moesten ze wèl eerst worden gevangen.

Hij besprak dat met zijn staf
en als eersten gingen er de slangenbezweerders
met een hele grote mand op af.
De sultan wachtte ongeduldig een uur of wat;
maar ze kwamen niet terug.
Dus stuurde hij vlug de butler en de kamerheer;
maar die keerden ook niet weer.
Toen zou het keukenpersoneel de slangen wel even vangen.
Dat ging er op af gewapend met potten en pannen.

En de sultan...? Die wachtte gespannen.

Maar, je raadt het al, ook zij bleven weg.
En na spoedberaad en diepgaand overleg
zouden de kamermeisjes de klus wel klaren.
Zíj gingen er op af met stoffer en blik,
maar verdwenen in nòg minder dan een ogenblik.
De sultan was ten einde raad.
De opperstalmeester - de stallenjongens
hadden het ook al geprobeerd,
na een hoop gepraat -
was de enige nog die een poging kon wagen.
Hij sprong op zijn ruin en reed in galop
door de steeds minder paradijselijke tuin.
Maar de slangen zagen het paard
en zijn berijder al van verre
en wachtten
en dachten
dàt wordt feest.
Dus werden ook zij - de opperstalmeester en zijn ruin -
in enkele seconden opgevreten in die gruwelijke tuin.

De sultan, wanhopig, en boos
en hulpe(n)loos
- hij was volkomen uit het lood geslagen -
dwaalde toen heel zielig in zijn eentje door zijn paleis;
en besloot uit-ein-de-lijk dan maar zèlf
een kans te gaan wagen...

 

Picture
Picture
Delen |

Logotr

Contact          Adverteren         Links

Home        Kinderlines Verhalen        Kinderlines Kleurplaten        Penvrienden        Dierentuinnieuws        Domeinen te koop     Spellen

Copyright 2016, Kinderlines Uitgeverij, alle rechten voorbehouden.