Rare sprongen

      Even voorstellen
       
1. Wie is Bas

Bas is een duizendpoot.
 
Niet zo'n eng lang dun
harig beest met van die
kruiperige poten.
 
Nee, Bas is een stoere
duizendpoot.
Stoer, sterk èn harig.
 
Stel, dat hij nu bij jou
in een hoekje
van de kamer zat.
Dan zou je trots zijn
dat hij daar was.
Zo'n duizendpoot is Bas.
 
Maar weet je,
Bas komt niet graag bij mensen thuis.
Je zult hem dus nooit vinden in je huis.
 
Bas woont heel ver weg,
verder dan je voor mogelijk houdt.
 
Bas woont in Donkerdam,
een vrij donker bos
midden in een stralend woud:
het Goudstralenwoud.
Donkerdam is dus een bos ìn een bos.
 
Het is er niet te droog
en niet te vochtig.
Ideaal voor Bas
en al zijn soortgenoten,
met natuurlijk méér
dan honderd poten.

   2. Wat je eerst moet weten
      Bas is zichzelf niet meer

Bas zat,
na een slapeloze nacht,
triest voor zijn holletje
tussen twee polletjes mos.
 
Zijn holletje, nou ja!
Hij leeft onder een grote steen;
een witte kei!
Daar heeft hij een heleboel
fraaie gangen gegraven
en, voor een duizendpoot dan,
heel gezellig ingericht.
 
Maar Bas ging zijn huisje
niet meer binnen,
hij kroop niet meer onder die steen.
Het is er heel gezellig, jawel,
maar opeens voelde hij zich daar
te alleen.
 
Daar zat Bas dus
een beetje zielig
en een beetje sip
voor zijn deur.
 
Twee jonge
nog korte zonnestralen
uit het Goudstralenwoud
zorgden voor een beetje kleur,
een sprankeltje goud.
 
Ze dansten over het vochtige mos
rond Bas zijn kastanjebruine lijf,
flitsten tussen de haartjes op zijn rug;
maar Bas deed niets terug.
 
Zijn voelsprieten stonden
treurig en gebogen
en deinden verveeld voor zijn ogen.
 
Zijn vrienden in het bos,
in Donkerdam:
Nel en Erwin Spin,
Roos en Eef Pier,
de hele familie Mier,
Bor en Floor Tor,
de familie Mol
en de familie Muis,
Suzie en Ring Slang -
hier stop ik maar
anders wordt de lijst
wel héél erg lang -
konden er niet tegen
en werden er treurig van.
 
Ook de dieren
uit het Goudstralenwoud
begrepen het niet.
Ze riepen zijn naam,
kwaakten en kwetterden,
tsjilpten en schetterden;
maar Bas verzette geen poot,
verroerde geen spriet.
 
Dat kon hij ook niet,
want zijn poten zaten in verband,
dat wil zeggen, de meeste.
 
Maar dat was niet de reden
waarom Bas zo treurig was. O, nee.
Ja, hij had er wel last van
en het was vervelend
en het deed ook pijn;
hij voelde het wel,
maar toch ook weer niet.
 
Want Bas had een ander soort verdriet.
Bas had een zichzelf-best-wel-zielig-vindend soort verdriet;
een alles-overheersend soort verdriet.
 
Bas had
LIEFDESVERDRIET!
Hij was ineens
niet meer zo stoer
en ineens
niet meer zo sterk.
 
Hij straalde dat niet meer uit.
Hij straalde helemaal niets meer uit.
 
Het ergste van alles was
dat hij zo - met al die poten in verband -
niet naar zijn grote liefde kon.
En dat dàt zijn eigen schuld was.
Zijn eigen stomme schuld.
Dáár ging het om.
 
En dat lieve wezen,
dat potige wormpje van zijn dromen
waar hij zo van hield.
Waar hij gek op was.
Waar hij verliefd op was.
Smoorverliefd.
Waar hij helemaal hartstikke
hoteldebotel van was.
Dat wulpse wurmpje wist van niets!

Wist niet
dat hij, Bas,
verliefd was.
 
Zó verliefd,
dat hij
de hele dag
haar gezichtje
voor zich zag.
 
En daar kwam nog bij,
hij was bang
dat zij hem allang
vergeten zou zijn
tegen de tijd
dat hij weer kon lopen.
 
Zij had hem immers
alleen maar vluchtig gezien
en dan nog met een heleboel
vrienden om zich heen.
Geen woord had ie met haar
kunnen wisselen.
Ja, één keer had hij haar
toegezongen, dat wel.
Spontaan, in een opwelling,
maar toch...
 
Bas wist niet meer wat hij moest doen.
Hij vond zichzelf een oen.
Een stoerdoenerige oen.

Luister,
Bas schaamde zich zo
voor zijn drammerig gedrag,
dat ik hem eigenlijk wel mag.
Daarbij komt, kortom,
mannetjes duizendpoten doen
- vooral als ze verliefd zijn -
soms een beetje dom.
 
Maar jij zult nu wel willen weten
wat Bas toch allemaal heeft
uitgevreten.
Dat ga ik nu vertellen.
Het hele verhaal.
Luister goed.


Een bijzondere gebeurtenis

Op een dag,
een aantal dagen geleden
- vorige week vrijdag
om precies te zijn -
toen er nog helemaal niets
aan de hand was met Bas,
toen Bas nog gewoon stoer
en sterk
en macho was,
arriveerde er een circus
in Het Goudstralenwoud.
 
CIRCUS TROPICA
met interessante, maar
enge beesten uit Afrika.
Schorpioenen, kikkers
en slangen, gevaarlijk
en giftig als wat.
En slangenbezweerders
uit Calcutta en Bagdad.
 
Iedereen juichte
en riep 'Hoera!' en
'Reken maar dat ik naar dat circus
ga!'
 
Maar stiekem
vonden ze het ook een beetje eng:
 
als zo'n beest nou eens ontsnapte
en aan de haal ging;
gelukkig werden ze streng bewaakt,
heel streng.
 
De vrienden van Bas
in Donkerdam:
Nel en Erwin Spin,
Roos en Eef Pier,
de hele familie Mier,
Bor en Floor Tor,
Suzie en Ring Slang...
Nou ja, al zijn vrienden - behalve
de familie Mol en de familie Muis -
verzamelden zich
de volgende ochtend vroeg
bij Bas zijn huis,
achter de grote kei.
 
Héél vroeg,
nog vóór de haan was opgestaan.
 
Want het was wel vijf uur lopen
naar de Goudstralenwoudsegrens.
En vandaar nog zeker
twee uur naar de Grote Open Plek,
waar op dat moment de enorme circustent
van circus Tropica werd opgezet.
 
Ze vormden snel een rij,
maar plotseling kwamen daar nog
van iedereen
de neven en nichten bij.
Bas wachtte geduldig
tot ieder zijn plaatsje gevonden had.
Blies toen driemaal heel hard -
als sein van de start - op zijn fluit
die aan een lange ketting
om zijn stoere nek hing.
 
De stoet zette zich in beweging
met Bas voorop, hij gaf het tempo aan.
En achteraan - de rij was erg lang -
gleden statig en voornaam
Suzie en Ring slang.
 
Karel Kraai en Willem Duif
vlogen onder luid gejuich
een stukje voor hen uit.
 
Alleen de familie Mol en de familie Muis
bleven thuis.
Zij pasten intussen
op de verlaten huizen;
wat heel vanzelfsprekend is
voor mollen en muizen.
 

De lange tocht

De groep zong onderweg een lied:
 
HET GROOT WANDELLIED
 
  Waar wind giert,
  regen striemt en
  hagelstenen slaan,
  zullen wij niet gaan.
 
  Het slaat neer
  met veel kabaal
  en 'n hoop gedonder.
  Niemand en niets
  krijgt ons er onder.
 
  Jagen er woeste donkere wolken,
  is de lucht vol grimmig grijs,
  dan wagen wij ons met geen poot
  naar buiten, voor geen prijs.
 
  In razend weer,
  schraal, schriel en snijdend,
  bar
  en bitterboos
  en extra nat,
  sturen wij nog geen luis op pad.
 
  Waar wind giert,
  regen striemt en
  hagelstenen slaan,
  zullen wij niet gaan.
 
  Het geeft ons geen pas
  te verdrinken in een plas.
  Natte billen
  is niet wat wij willen.
 
  Ook houden wij niet
  van het natte gras,
  want ons past geen regenjas.
  Onthoud dus goed:
  als je ons ziet lopen
  is de zon niet weggekropen.
 
 

  Ze zongen uit volle borst,
  de stemming was prima.
  Het weer was prachtig,
  absoluut niet regenachtig.
 
  Ze schoten lekker op
  en na zo'n uur of vijf
  waren ze bij de grens.
  Alles verliep ook daar,
  op een paar
  kleine probleempjes na,
  naar wens.

 

 


 

Picture
Picture
Picture
Picture
Picture
Picture
Picture
Picture
Picture
Picture
Picture
Delen |

Logotr

Contact          Adverteren         Links

Home        Kinderlines Verhalen        Kinderlines Kleurplaten        Penvrienden        Dierentuinnieuws        Domeinen te koop     Spellen

Copyright 2016, Kinderlines Uitgeverij, alle rechten voorbehouden.